zaterdag 26 juni 2010

EEN VERGETEN HELD UIT NIEUWPOORT: THEOPHILE GOEDHUYS (1879-1918)

Dit is een artikel dat ik in januari van dit jaar geschreven heb, nadien nog aangevuld en dat op 1 juni verschenen is in het heemkundig tijdschrift Bachten de Kupe (streek Nieuwpoort-Veurne-Diksmuide. Een blog heeft immers nog steeds niet hetzelfde prestige als gedrukte publicaties. Ik heb die heemkundige kring de primeur van mijn artikel gegeven. Nu mag ik er ook wel voor zorgen dat er hier ook nog iets verschijnt. De doelgroep van blogs en heemkundige tijdschriften is ook niet dezelfde. Zoals je zal merken heeft het blogmedium trouwens interessante mogelijkheden die gedrukte publicaties niet hebben.

Rond 11 november 2009 keek ik op AVS, de televisiezender van de regio Gent-Eeklo-Oudenaarde, naar de uitzending 52 Namen (klik op de hyperlink voor een fragment van de bewuste uitzending op AVS). Dat zijn de namen van de 52 personen die de Duitse bezetter tijdens de oorlog 1914-1918 in de Gentse schietbaan aan de huidige Offerlaan executeerde wegens spionage voor de geallieerden. Het programma werd uitgezonden naar aanleiding van de publicatie van het boek Voor den kop geschoten. Executies van Belgische spionnen door de Duitse bezetter (1914-1918) van de hand van de jonge historicus Jan Van der Fraenen.

In het begin van het programma dwarrelden enkele namen van de 52 gefusilleerden over het scherm. Opeens werd mijn aandacht getrokken door een naam die ik kende: Theophiel Goedhuys. Zijn naam staat vermeld op het Nieuwpoortse monument voor de plaatselijke oorlogsslachtoffers 1914-1918 bij de Onze-Lieve-Vrouwkerk. Dat beeldhouwwerk is van de hand van de Nieuwpoortenaar Pieter-Jan Braecke (1858-1938). Daar maakte ik voor het eerst kennis met de figuur van Theophiel Goedhuys. Daarnaast is er in Nieuwpoort ook een plein naar hem genoemd: het Theo Goedhuysplein. Ooit kocht ik op de veilingsite eBay een rouwprentje van Theo Goedhuys en zijn dochter Gabrielle. Zo kwam ik te weten dat deze man in 1918 door de Duitsers terechtgesteld werd wegens spionage.








Het monument voor de slachtoffers van WOI op de hoek van de OLV-straat en de Willem De Roolaan in Nieuwpoort (eigen foto)








Het Theo Goedhuysplein in Nieuwpoort ligt in een nieuwe wijk die na de Eerste Wereldoorlog ten zuiden van de verwoeste oude stadskern opgericht werd om tegemoet te komen aan de huisvestingsproblematiek. De wijk onstond onder impuls van R. Verwilghen, directeur van de "Bouwdienst der Verwoeste Gewesten". Het plein werd in 1920 als tuinwijk aangelegd naar een ontwerp van de Brusselse architect A. Van Huffel. Het tuinwijkconcept van deze nieuwe stadsuitbreiding contrasteert met het oude stadscentrum, dat in meer historiserende zin heropgebouwd werd.

Wellicht weten weinig Nieuwpoortenaars vandaag de dag nog wie de persoon was naar wie dit plein genoemd werd. Dat blijkt onder andere uit een bepaalde plaatselijke website die van de man een architect en ontwerper van sociale woningen gemaakt heeft. Daarom leek het mij nuttig om een artikel aan hem te wijden met gegevens die ik hoofdzakelijk uit de publicaties van Jan Van der Fraenen gehaald heb.

Het pas verschenen boek van Jan Van der Fraenen gaat eigenlijk vooral over het grootste en best gedocumenteerde spionagenetwerk, dat door een naoorlogse archiefcommissie Ambulants et Gendarmes genoemd werd. Het werd ook het zwaarst door de Duitsers getroffen. Het boek bevat echter ook algemene kenmerken die voor alle netwerken gelden. Daarnaast behandelt de onuitgegeven licentiaatsverhandeling van Jan Van der Fraenen Voor het Duitse vuurpeloton. Executies in bezet België tijdens de Eerste Wereldoorlog: tussen realiteit en mythe (Universiteit Gent, 2005), waaruit het boek later ontstaan is, alle bekende netwerken, ook de dienst Pagnien-Goedhuys waartoe Theo Goedhuys behoorde. Ook in Kortrijk 14-18 van Egied Van Hoonacker staat veel informatie over dit netwerk, dat erg actief was in het Kortrijkse.

Théophile Arthur Goedhuys werd geboren in Nieuwpoort op 10 april 1879, zoon van Joseph Goedhuys, machinist, en van Maria Sophia Vintioen. De ouders waren op 16 januari 1872 in Nieuwpoort getrouwd en vestigden zich er. Joseph Goedhuys was afkomstig van Korbeek-Lo, bij Leuven. In 1880, kort na de geboorte van Theophiel, verhuisde het gezin naar Ledeberg bij Gent. Joseph Goedhuys was immers actief bij de spoorwegen, zoals later ook de meeste van zijn kinderen, en had mogelijk een andere standplaats gekregen. De band van de familie van Theofiel Goedhuys met Nieuwpoort is dus gering, al is hij er geboren en was zijn moeder afkomstig van daar, zoals de naam laat vermoeden.

Theophiel Goedhuys zelf werd hoofdtreinwachter bij de spoorwegen. Hij trouwde met Marie Dewael, met wie hij twee kinderen had. Hij vestigde zich in Kortrijk, Boerderijstraat nr. 42.

De spionageactiviteiten ten behoeve van de geallieerden in het bezette België van de Eerste Wereldoorlog verschilden grondig van de “weerstand” tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was er geen georganiseerd gewapend verzet. Sabotagedaden en gewelddadige acties zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen niet voor. Het doden van vijandelijke soldaten gold zelfs niet als vaderlands verzet. Enkele groepen beperkten zich tot het georganiseerd verzamelen en overbrengen van inlichtingen, dit laatste veelal naar een verbindingsagent in het neutrale Nederland. Een vaak gebruikte methode was het observeren en noteren van treinbewegingen in de spoorwegstations. Op deze manier kwam ook Theo Goedhuys via het beroep dat hij uitoefende in een spionagenetwerk terecht.

De Duitsers sloegen hard terug. Ze infiltreerden de netwerken, arresteerden veel van de agenten en brachten in het totaal 277 burgers in het bezette gebied (het noordoosten van Frankrijk inclusief) voor het vuurpeloton, waarvan zoals gezegd 52 in Gent. Bij de ontmanteling van die spionagenetwerken maakten de Duitsers vaak gebruik van dubbelspionnen, die de documenten met inlichtingen voor de Duitsers fotokopieerden vooraleer ze aan de verbindingsagent te bezorgen. Zelfs in de gevangenis zetten de Duitsers zogenaamde 'moutons' in, die het vertrouwen van de gearresteerden probeerden te winnen om zo verdere informatie over eventuele medeplichtigen uit hen te halen.

Het netwerk Pagnien-Goedhuys is minder goed gedocumenteerd dan het grotere netwerk dat Van der Fraenen in zijn boek behandelt, maar is daarom niet minder interessant. Het werd in november 1915 ten behoeve van het Britse Algemene Hoofdkwartier opgericht door Alfred Pagnien, een Franse ingenieur en onderofficier, die aanvankelijk voor de Franse inlichtingendiensten werkte. Dat Franse netwerk was echter ten val gekomen. In het neutrale Nederland waarheen Pagnien gevlucht was, werd hij door ene De Moor gerekruteerd voor de Britse inlichtingendiensten.

Terug in Gent zocht Pagnien contact met enkele vroegere medewerkers, waaronder Charles Verstuyft. Deze laatste, een spoorwegbeambte, rekruteerde enkele nieuwe leden, waaronder zijn collega Theo Goedhuys. Ook Theo lijfde enkele mensen in, onder andere Evarist De Geyter, een kaartjesknipper. Op deze manier werd een aantal observatieposten op poten gezet, niet alleen in Kortrijk, maar ook in Noord-Frankrijk. In Kortrijk zelf werden alle spoorlijnen geobserveerd onder leiding van Goedhuys. Alle inlichtingen werden door koeriers - waaronder Alfons Van Caeneghem, een bakker uit Ruien, en Alfons Van der Coilden, een zuivelhandelaar uit Herseaux - naar de hoofdpost in Gent gebracht, die bemand werd door Pagnien en Verstuyft.

Naar verluidt leverde deze spionagedienst goed werk af. Ze bezorgde belangrijke informatie over troepenbewegingen, plannen van militaire installaties, werken achter het front en artillerieopstellingen. Nog tijdens de oorlog zouden agenten van het netwerk felicitaties ontvangen hebben.

Eind 1915 vluchtte Verstuyft naar Nederland na een huiszoeking. Vanaf dan kwam het netwerk in de problemen. De geldkraan in Nederland werd dichtgedraaid. Het contact met de leiding was verbroken. In de lente van 1916 werd Pagnien zelf tweemaal voor korte tijd gearresteerd, nadat hij de leiding van de dienst aan Goedhuys had overgedragen en contact gezocht had met enkele andere diensten in Brussel.

In de tweede fase van november 1916 tot maart 1917 leidde Theo Goedhuys het netwerk. Hij probeerde het verder uit te bouwen zonder dat er nog contact met Nederland was. Hij rekruteerde nog enkele anderen, waaronder Achille De Backer uit Moeskroen, net als hijzelf een hoofdtreinwachter. De dienst werd echter het slachtoffer van een dubbelspion, een zekere Georges, een Belgische verrader in dienst van de Duitse politie, die alle documenten door de Duitsers liet fotokopiëren vooraleer ze af te leveren. Spoedig werden de voornaamste agenten van het netwerk gearresteerd. Goedhuys zelf werd op 16 maart 1917 even over achten bij hem thuis in Kortijk gearresteerd. Volgens het boek van Van Hoonacker vonden de Duitsers bij de nachtelijke huiszoeking bij Goedhuys twee Belgische legerkarabijnen, drie pistolen en vier met tabaksbladeren omgewikkelde sigaren waarin o.m. tekeningen van het munitiedepot van Bissegem en het vliegveld van Herseaux verborgen zaten. De volgende dag werd Achille De Backer, die een rapport kwam brengen, aangehouden aan het huis van Goedhuys. Een brief van een gearresteerde aan zijn advocaat werd door de Duitsers onderschept en verklikte nog een aantal namen en feiten. Ook Pagnien werd opnieuw opgepakt.

Na zijn aanhouding werd Goedhuys opgesloten in de gevangenis van Kortrijk. Hij begon er een dagboek bij te houden, dat bewaard is. Op 20 maart werd hij overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gillis. Hij kreeg er te maken met een paar 'moutons', die hem informatie probeerden te ontfutselen. Op 5 oktober 1917 werd hij overgeplaatst naar de Nieuwe Wandeling in Gent. Aanvankelijk ontkende Goedhuys alles, maar geconfonteerd met de bekentenissen van een medebeklaagde kon hij niet anders dan beetje bij beetje bekennen. Ook Marie-Pelagie De Wael, de echtgenote van Goedhuys, verbleef 7 maanden in de gevangenis van Sint-Gillis vanaf 24 september 1917 , evenals Joseph Van Keer, hun zoon, geboren toen Marie nog getrouwd was met haar eerste man. Het dochtertje Gabrielle bleef alleen achter, terwijl haar ouders en broer in de gevangenis zaten. Joseph Van Keer kwam pas vrij bij de Wapenstilstand.

Het proces volgde in Gent op 6 december 1917. Een Duitse affiche (zie afbeelding verder) en enkele andere bronnen geven 5 december als datum, maar Jan Van der Fraenen houdt het in zijn licentiaatsverhandeling, op basis van de memoires van Theo Goedhuys en de 'officiële geschiedschrijving' van de dienst, op 6 december. De beklaagden van het netwerk werden verdedigd door de Gentse advocaat Boddaert. Belgische advocaten werden in de regel echter monddood gemaakt. Wellicht was dat ook in dit proces het geval. Zes beklaagden werden ter dood veroordeeld: Achille De Backer, Alphonse Bernard, Alfred Pagnien, Alfons Van der Coilden, Alfons Van Caeneghem en Theophile Goedhuys. Bij één andere beklaagde werd de aanvankelijke doodstraf nadien omgezet in levenslange dwangarbeid. Dertien beklaagden kregen lichtere straffen.

Na het proces konden de terdoodveroordeelden een gratieverzoek indienen bij de Duitse keizer. In de praktijk waren er speciale krijgsauditeurs die zich over deze gratieverzoeken bogen. Tijdens deze periode bleven de ter dood veroordeelden allemaal opgesloten in de Gentse gevangenis Nieuwe Wandeling.

Het gratieverzoek van de zes bovengenoemde terdoodveroordeelden van het netwerk werd echter afgewezen. Nadat ze daarvan op de hoogte gebracht waren, konden ze nog een laatste keer bezoek ontvangen van hun naaste familieleden. De laatste nacht kregen ze nog bepaalde privileges: ze konden afscheidsbrieven schrijven aan familie of vrienden en kregen bezoek van een aalmoezenier. Ook mocht een terdoodveroordeelde de laatste nacht doorbrengen met een of meer van zijn makkers. Jan Van der Fraenen schrijft dat hij van Theo Goedhuys geen afscheidsbrief gevonden heeft. Toch moet er een geweest zijn, blijkens het rouwprentje dat na de oorlog uitgegeven werd, dat het heeft over “een roerend vaarwel voor vrouw en 't kinderpaar”.

Op 19 maart 1918 werden Achille De Backer, Alfons Van Caeneghem en Theofiel Goedhuys in Gent gefusilleerd in de stedelijke schietbaan of de “schijfschieting”, zoals de schrijfster Virginie Loveling, tante van de bekende schrijver Cyriel Buysse, ze in haar dagboek van de Eerste Wereldoorlog noemt. Nog dezelfde dag maakte de Duitse bezetter naar gewoonte de voltrekking van het vonnis in drie talen bekend aan het publiek, ter afschrikking van diegenen die hetzelfde zouden willen proberen.






Foto van de aanplakbrief waarmee de Duitse bezetter de executie van Theo Goedhuys en twee van zijn kompanen bekendmaakte aan het publiek (foto: privéarchief Jan Van der Fraenen)





Op 23 maart 1918 werden de drie overige ter dood veroordeelden gefusilleerd: Pagnien, Van der Coilden en Bernard. Virginie Loveling noteert op 2 april 1918 het volgende in haar dagboek:
Menschen beschuldigd van spioneering worden in de Schijfschieting doodgeschoten. Onder de rubriek "Waarschuwing" worden hun namen, bedrijf en woonplaats op de straatmuren aangeplakt en in de dagbladen vermeld.

De zes terechtgestelde mannen van het netwerk Pagnien-Goedhuys werden begraven in de Gentse Westerbegraafplaats. Na de oorlog werden ze, op de Fransman Pagnien na, overgebracht naar en herbegraven in hun woon- of geboorteplaats. Bij Van Caeneghem en Van der Coilden was dat het dorpje Ruien (Kluisbergen). Alfons Van der Coilden kreeg in zijn geboortedorp Herseaux een straatnaam. Achille De Backer werd herbegraven in Moeskroen en kreeg daar ook een straatnaam.

Nog tijdens de oorlog verscheen op 20 juni 1918 in De Belgische Standaard, een krant uitgegeven in het stukje onbezet België, meer bepaald in De Panne, een in memoriam voor Théophile Goedhuys. Het was van de hand van Clémence Scherpereel, een aalmoezenier in het Belgische leger. Eén van Theo's broers, Gabriël Goedhuys, behoorde tot zijn soldaten en die had hem het onheilsbericht met de executie van zijn broer getoond. In dit in memoriam vernemen we verder dat een andere broer Goedhuys, eveneens spoorbediende, al eerder tijdens de oorlog omgekomen was bij een Duitse vliegtuigaanval in Coudekerque-Branche bij Duinkerke. De aalmoezenier loofde het heldendom van de Belgische spoorwegmannen en van de nederige en onbekende helden in het bezette België.

Het lichaam van Théophile Goedhuys werd op 23 augustus 1919 samen met die van vijf andere Kortrijkse gefusilleerden met een speciale trein overgebracht naar het station van Kortrijk. Vandaar werden de kisten die in de nationale driekleur gewikkeld waren, onder veel belangstelling naar een rouwkapel in het stadhuis gedragen.

De volgende dag werden de zes Kortrijkse martelaren in een grootse patriottische plechtigheid herbegraven. Volgens een relaas in het plaatselijke blad De Leiewacht van 30 augustus 1919 ging het er als volgt aan toe: “De volgende dag werden de lijken van 10 tot 14 uur door duizenden personen begroet. Om 15 uur sprak senator Vercruysse, in aanwezigheid van talrijke militaire en burgerlijke prominenten, een diep ontroerende lijkrede uit. De zes kisten werden geplaatst op affuiten, getrokken door zwarte paarden, en naar de kiosk gebracht, waar de absouten gezongen werden. Terwijl de grote klok van de Sint-Maartenskerk over dood luidde trok de eindeloze rouwstoet naar het Sint-Janskerkhof. Daar lieten, onder talrijke neerhangende vlaggen, rijkswachters de kisten in de open graven neer. Terwijl de bloedverwanten snikten werden de Belgische, Engelse en Franse nationale liederen op slepende wijze gespeeld. Tot slot werden er vijf redevoeringen gehouden” (Van Hoonacker, p. 223).

De begrafenisstoet. Aangeduid met een kruisje: Jozef, de oudere broer van Theofiel (foto: Martine De Raedt)

Na de oorlog werd er een rouwprentje van Theofiel Goedhuys verspreid, waarop hij afgebeeld staat met zijn dochtertje Gabriëlle, dat op 17 november 1918 overleed, “na 8 maandenlang kwijnen over Vaders dood”. Op de achterzijde van het prentje staat een nogal bombastisch gedicht ter ere van de martelaar van de hand van een zekere D.W., verder onbekend.

In zijn geboortestad Nieuwpoort werd nadien een plein naar Theo Goedhuys genoemd, hoewel hij in Kortrijk woonde en begraven ligt. Hij is de enige gefusilleerde waarnaar in de Westhoek een straat genoemd werd. Ook staat Theophile Goedhuys vermeld bij de slachtoffers 1914-1918 op het herdenkingsmonument van Pieter-Jan Braecke in Nieuwpoort, dat feestelijk ingehuldigd werd op zondag 9 augustus 1925. De notulen van de gemeenteraad van Nieuwpoort van 9 augustus 1920 vermelden hierover het volgende onder punt 5. Mededelingen en Vragen:

De Raad ontvangt mededeeling van een schrijven van Mevrouw Weduwe Goedhuys meldende dat haar man gevallen is als martelaar voor het vaderland.
Dit schrijven maakt een diepen indruk op den Raad. Het College wordt gelast de gevoelens van deelneming van den Raad aan Mevrouw Goedhuys over te maken.
Op voorstel van den heer Van Iseghem wordt er nog beslist den naam van den held Goedhuys te geven aan eene der nieuwe straten of wijken. Verder zal zijn naam gebeiteld worden in het monument dat de stad voornemens is op te richten ter eere der Nieuportsche helden, gesneuveld binst den oorlog.


De industrieel Thomas Van Iseghem was katholiek gemeenteraadslid van Nieuwpoort van 1911 tot 1932 en burgemeester van 1920 tot 1926. Op 9 augustus 1921 is er in de notulen van de gemeenteraad van Nieuwpoort al sprake van een tuinwijk Theo Goedhuys.




Voor- en achterzijde van het rouwprentje van Theo Goedhuys en zijn dochter Gabriëlle, dat na de oorlog verspreid werd.


In het executieoord “de Schijfschieting” aan de Gentse Offerlaan, een zijstraat van de drukke Martelaarslaan, evenals de Offerlaan genoemd naar de tragedie van de gefusilleerde spionnen, is er een klein museum ter ere van de 52 personen die de Duitsers daar tijdens de Eerste Wereldoorlog fusilleerden. Talloze keren ging ik daar al voorbij, zonder acht te slaan op de tweetalige aanduiding “Terechtstellingsplaats der voor den kop geschotenen” – “Lieu d'exécution des fusillés”. Na het zien van de documentaire 52 Namen op de regionale televisiezender AVS wou ik er uitgerekend op 11 november 2009 een bezoekje brengen. Tevergeefs: het herdenkingsoord is enkel te bezichtigen na afspraak, zo leerde ik achteraf. Blijkbaar zijn de Voor den kop geschotenen 1914-1918 niet enkel in Nieuwpoort zo goed als vergeten.

Het gezin van Theofiel Goedhuys: van links naar rechts, Theofiel en dochter Gabriëlle, hun biologische zoon Joseph Van Keer en Theofiels echtgenote Maria De Wael (foto: Martine De Raedt)



BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE

Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed – Nieuwpoort-Stad (ID: 21086)
op http://inventaris.vioe.be/dibe/geheel/21086

Jan Van der Fraenen, Voor den kop geschoten. Executies van Belgische spionnen door de Duitse bezetter (1914-1918), Roularta Books, Roeselare, 2009, 480 p.

Jan Van der Fraenen, Voor het Duitse vuurpeloton. Executies in bezet België tijdens de Eerste Wereldoorlog: tussen realiteit en mythe, 3 delen, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2005, 187 p. + 210 p.

Egied Van Hoonacker, Kortrijk 14-18. Een stad tijdens de Eerste Wereldoorlog, Kortrijk, 1994, 462 p.

Virginie Loveling, In Oorlogsnood. Virginie Lovelings dagboek 1914-1918, tekstkritische editie door Bert Van Raemdonck, Gent, Centrum voor teksteditie en bronnenstudie (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde), 2005, elektronische editie op http://www.kantl.be/ctb/pub/loveling/html/

De Belgische Standaard, blad uitgegeven in onbezet België (De Panne) van 1915 tot 1919 en raadpleegbaar op microfilm in de Koninklijke Bibliotheek Albertina in Brussel